Medicatie

In juni 2019, een paar dagen na mijn ziekmelding, merkte ik aan alles dat het niet goed ging. Het duurde dan ook niet lang, of ik zat bij de huisarts.

Antidepressiva.

Dat is waar ik mee zou beginnen. Ik was niet zo zeer bang voor de bijwerkingen als bang voor hoe ik me zou gaan voelen. Of, nouja, het kon me ook eigenlijk niet veel schelen., als het maar hielp.

Vanwege de vele bijwerkingen de eerste weken, kon mijn vriend gelukkig thuis werken. Zo kon hij me gelukkig een beetje in de gaten houden. Dat heeft ons beiden een hoop rust gegeven. Iets wat ik van de medicijnen totaal niet werd; ik werd er na een paar uur ontzettend onrustig van.

Gelukkig trokken de bijwerkingen na een week of twee weg en merkte ik dat het eindelijk wat beter begon te gaan. Niet dat het nou een wondermiddel is hoor, ik ging me er niet ineens een stuk vrolijker van voelen, maar ik merkte dat de dalen wat minder diep waren. En dat zorgde ervoor dat ik me in het algemeen dus weer wat beter voelde. Verder voelde ik niet veel. Het bracht me in een soort ‘gemiddelde toestand’. Niet heel negatief, maar ook niet heel positief; alles was redelijk afgevlakt.

Dit heb ik tot het einde van het jaar volgehouden (ook i.c.m. therapie). Daarna wilde ik graag afbouwen en stoppen. Zeker voor we iets met onze kinderwens wilden gaan doen.

Bedrijfsarts

Bij een langdurige ziekmelding ontkom je niet aan een gesprek met de bedrijfsarts. Omdat ik op dat moment nog werkzaam was, ben ik ook bij twee verschillende bedrijfsartsen geweest.

Over de ene bedrijfsarts kan ik redelijk kort zijn. De intake was telefonisch. Ik heb alles uitgelegd en we hebben een plan opgesteld. Ik ben nog een aantal keer in het traject daar op hesprek geweest en dat waren eigenlijk altijd positieve gesprekken. Ik heb dit dan ook eigenlijk alleen maar als positief ervaren. Ik voelde me serieus genomen, kon mijn verhaal goed kwijt en we hebben uiteindelijk een goed plan kunnen opstellen voor mijn herstel.

Bij de andere bedrijfsarts heb ik (helaas) een andere ervaring. Ik voelde me daar eigenlijk vanaf het eerste moment al niet helemaal serieus genomen. Niet iets wat je kan gebruiken als je er helemaal doorheen zit. Wat daar ook niet bij hielp, is dat ik toch het gevoel had dat hij dingen vertelde aan mijn toenmalige leidinggevende. Dingen die hij helemaal niet mag en hoort door te vertellen. Omdat de verstandhouding met mijn leidinggevende niet goed was, wilde ik vooral dat hij niet meer te weten kwam dan nodig was. Ook voor mijn eigen ‘veiligheid’, zodat ik zeker wist dat hij dit niet tegen mij kon gaan gebruiken. Dit helpt natuurlijk allemaal niet mee als je daar al vol spanning zit (met de grote vraag, ben ik wel ziek genoeg, gaan ze me wel serieus nemen?). Nee, ik heb daar eigenljik nooit op mijn gemak gezeten. Gelukkig werd ik (tot op zekere hoogte) wel serieus genomen en was hij het met me eens dat ik niet aan het werk kon.

Twee totaal verschillende ervaringen dus. Waar ik het bij de ene als prettig heb ervaren, voelde het bij de andere meer als een soort noodzakelijk kwaad.

Psychotherapie

Begin 2019 kon ik voor het eerst terecht bij de psychotherapeut. Ik had van de huisarts een aantal namen doorgekregen en er daar maar eentje van gekozen.

Er was natuurlijk eerst een intake en daarna het invullen van vragenlijsten. Eindeloze vragenlijsten waarvan je je afvraagt hoe iemand daar een conclusie uit kan halen. De gesprekken gingen ondertussen rustig door. Om de paar weken. Stiekem.  Dat wil zeggen, ik plande ze in aan het einde van de dag en plande mezelf zo vrij in het ziekenhuis dat ik het allemaal net aan kon halen. Terwijl ik dus hard aan het werk was aan mezelf (en aan het ontdekken was wat er nou eigenlijk met me aan de hand was), was ik dit in het ziekenhuis op alle mogelijke manieren geheim aan het houden. Zeker voor mijn leidinggevende op dat moment.

En waar gingen de gesprekken dan over? Over vroeger, mijn werk, mijn leidinggevende. Eigenlijk wat er op dat moment het meeste speelde. Aan de hand van de vragenlijsten die ik ingevuld had, kreeg ik na een aantal gesprekken een ‘diagnose’. Of eigenlijk kreeg ik er vier.

Diagnose(s)

Vier

Vier stempels kreeg ik. En eerlijk? Ik ben nog nooit zo blij geweest met deze ‘stempels’. Eindelijk een bevestiging dat er iets met me aan de hand was. Dit betekende dat er iets was om aan te werken (of iets om de leren accepteren en om te leren er mee om te gaan).

De verkregen stempels waren:

  • (Randje) Burnout
  • (Zware) depressie
  • Vermijdende persoonlijkheidsstoornis
  • Dwangmatige persoonlijkheidsstoornis

Na even tijd gekregen te hebben om dit te verwerken zijn we hiermee aan de slag gegaan. De grootste uitdaging was op dat moment zorgen dat ik niet zou uitvallen op mijn werk. Met name de werksituatie met betrekking tot mijn leidinggevende leverde een hoop gespreksstof op. Ik kreeg gelukkig dan ook een heleboel tips en leerde anders naar de situatie kijken.

Helaas konden alle gesprekken er niet voor zorgen dat ik toch uit zou vallen. Eind mei 2019 meldde ik met ziek (om vervolgens nooit meer terug te keren in het ziekenhuis).

Moe

Moe. Ik was moe en eigenlijk vond ik dat niet meer dan logisch. Ik werkte 5 dagen in de week, had 2 dagen daarvan (veel) reistijd. Ik danste 1-2 avonden per week, ging naar de sportschool en probeerde daarbij nog het huishouden te doen. En dan moest het weekend nog beginnen. Ook daar stonden leuke dingen gepland en we gingen regelmatig naar dansfeestjes.

Waarom kon ik dit als jonge vrouw niet gewoon volhouden? Dat is wat iedereen toch doet? Omdat ik merkte dat het allemaal teveel werd, begon ik dingen te laten liggen. Ik ging eens een keer niet mee sporten. Eens een keer niet mee naar een feestje. Hoe langer dat duurde, hoe meer ik er tegenop ging kijken. Wat nou als ik halverwege naar huis wil? Wat nou als ik te moe ben? Ik kan niet zomaar naar huis… Hoe langer dit duurde, hoe meer ik begon te kiezen voor de makkelijkste weg: niet gaan. Als ik maar niet mee ga, dan kan er ook niets mis gaan. Goed opgelost toch?

Helaas werkte dit niet zo. Hoe langer ik niet mee ging, hoe meer ik er tegenop ging kijken om wel mee te gaan. Hoe minder zin ik er in had om wel mee te gaan en hoe meer ik me begon af te zonderen. Hoe meer ik me begon af te zonderen, hoe eenzamer en verdrietiger ik werd. Het plan om ‘rustig aan te doen’, leverde me in ieder geval geen energie op.

Omdat er een punt kwam dat het zo niet langer kon, ben ik naar de huisarts gegaan. Maar ja, wat moet je daar? Hoi, ik ben moe en ik voel me niet oké, heb je daar een pilletje voor? Of een drankje? of een zalfje? Deze bleken er (natuurlijk) niet te zijn en ik ging met 2 verwijzingen op zak weer naar huis: 1 naar de internist om lichamelijk alles uit te sluiten. En 1 naar de psychotherapeut.

Dit bleek eigenlijk de grootste stap te zijn; toegeven dat ik me niet oké voelde en daar een oplossing voor te gaan zoeken.