Begin 2019 kon ik voor het eerst terecht bij de psychotherapeut. Ik had van de huisarts een aantal namen doorgekregen en er daar maar eentje van gekozen.
Er was natuurlijk eerst een intake en daarna het invullen van vragenlijsten. Eindeloze vragenlijsten waarvan je je afvraagt hoe iemand daar een conclusie uit kan halen. De gesprekken gingen ondertussen rustig door. Om de paar weken. Stiekem. Dat wil zeggen, ik plande ze in aan het einde van de dag en plande mezelf zo vrij in het ziekenhuis dat ik het allemaal net aan kon halen. Terwijl ik dus hard aan het werk was aan mezelf (en aan het ontdekken was wat er nou eigenlijk met me aan de hand was), was ik dit in het ziekenhuis op alle mogelijke manieren geheim aan het houden. Zeker voor mijn leidinggevende op dat moment.
En waar gingen de gesprekken dan over? Over vroeger, mijn werk, mijn leidinggevende. Eigenlijk wat er op dat moment het meeste speelde. Aan de hand van de vragenlijsten die ik ingevuld had, kreeg ik na een aantal gesprekken een ‘diagnose’. Of eigenlijk kreeg ik er vier.