Moe. Ik was moe en eigenlijk vond ik dat niet meer dan logisch. Ik werkte 5 dagen in de week, had 2 dagen daarvan (veel) reistijd. Ik danste 1-2 avonden per week, ging naar de sportschool en probeerde daarbij nog het huishouden te doen. En dan moest het weekend nog beginnen. Ook daar stonden leuke dingen gepland en we gingen regelmatig naar dansfeestjes.
Waarom kon ik dit als jonge vrouw niet gewoon volhouden? Dat is wat iedereen toch doet? Omdat ik merkte dat het allemaal teveel werd, begon ik dingen te laten liggen. Ik ging eens een keer niet mee sporten. Eens een keer niet mee naar een feestje. Hoe langer dat duurde, hoe meer ik er tegenop ging kijken. Wat nou als ik halverwege naar huis wil? Wat nou als ik te moe ben? Ik kan niet zomaar naar huis… Hoe langer dit duurde, hoe meer ik begon te kiezen voor de makkelijkste weg: niet gaan. Als ik maar niet mee ga, dan kan er ook niets mis gaan. Goed opgelost toch?
Helaas werkte dit niet zo. Hoe langer ik niet mee ging, hoe meer ik er tegenop ging kijken om wel mee te gaan. Hoe minder zin ik er in had om wel mee te gaan en hoe meer ik me begon af te zonderen. Hoe meer ik me begon af te zonderen, hoe eenzamer en verdrietiger ik werd. Het plan om ‘rustig aan te doen’, leverde me in ieder geval geen energie op.
Omdat er een punt kwam dat het zo niet langer kon, ben ik naar de huisarts gegaan. Maar ja, wat moet je daar? Hoi, ik ben moe en ik voel me niet oké, heb je daar een pilletje voor? Of een drankje? of een zalfje? Deze bleken er (natuurlijk) niet te zijn en ik ging met 2 verwijzingen op zak weer naar huis: 1 naar de internist om lichamelijk alles uit te sluiten. En 1 naar de psychotherapeut.
Dit bleek eigenlijk de grootste stap te zijn; toegeven dat ik me niet oké voelde en daar een oplossing voor te gaan zoeken.